Verjaringstermijnen voor de tenuitvoerlegging van sancties
1. De bevoegdheid van de Commissie tot tenuitvoerlegging van op grond van de artikelen 30 en 31 genomen besluiten verjaart na vijf jaar.
2. De verjaringstermijn gaat in op de dag waarop het besluit niet meer kan worden aangevochten.
3. De verjaring ter zake van de tenuitvoerlegging wordt gestuit:
a) | door de kennisgeving van een besluit waarbij het oorspronkelijke bedrag van de geldboete of de dwangsom wordt gewijzigd of waarbij een daartoe strekkend verzoek wordt afgewezen, of |
b) | door elke handeling van de Commissie of van een lidstaat op verzoek van de Commissie tot inning van de geldboete of de dwangsom. |
4. Na iedere stuiting begint een nieuwe verjaringstermijn te lopen.
5. De verjaring voor de tenuitvoerlegging van sancties wordt geschorst:
a) | zolang een betalingstermijn is toegestaan, of |
b) | zolang de tenuitvoerlegging op grond van een beslissing van het Hof van Justitie of op grond van een beslissing van een nationale rechterlijke instantie is geschorst. |